Loon naar werken, een motto dat voor een groot deel van de economie vanzelfsprekend is. Tot op heden is het voor zelfstandig werkenden in de culturele en creatieve sector een bijzonderheid. Sinds een paar jaar is er meer aandacht voor de eigenaardigheden van de arbeidsmarkt in deze sector. Het thema beloning van kunstenaars, vaak zelfstandigen, is daarmee ook weer in beeld gekomen. Het viel op dat dit thema in bijvoorbeeld de beeldende kunst door de meeste partijen, ook kunstenaars zelf, vaardig ontweken werd. Op zijn best fungeert de arbeidsmarkt in deze sectoren als een soort gunsteconomie waarbij werkenden moeten afwachten of ze hun deel van koek gegund wordt. Tegelijk behoren kunstenaars, niet alleen in de beeldende kunst, tot de laagstbetaalde beroepsgroepen die, als ze hun beloning al thematiseren, voor hun werk vaak zeer bescheiden tarieven hanteren.
Tijd voor verandering
In de beeldende kunst is een grote verandering in gang gezet met de ontwikkeling van een honorariumrichtlijn. Deze ontwikkeling is een verdienste van veel verschillende partijen in deze sector, misschien wel met Platform BK voorop. Voor exposities zonder verkoopdoel is er een online calculator beschikbaar waarmee is uit te rekenen wat een kunstenaar als honorarium kan vragen. De belangrijkste omslag die hiermee is bereikt is dat niet langer de logica van het bestaansrecht maatgevend is, maar die van loon naar werken. Billijke beloning werd zo onderdeel van goed opdracht-/werkgeverschap én goed opdracht-/werknemerschap. Niet langer was het argument dat een kunstenaar te weinig inkomsten heeft en daarom een billijker beloning verdient, maar dat een kunstenaar simpelweg voor de arbeid die hij of zij voor een opdracht- of werkgever verricht, zoals elk ander, moet worden betaald. Joram Kraaijeveld van Platform BK heeft begin februari 2019 een overzicht gegeven van de weg die naar deze omslag leidt.
Bewondering
Andere sectoren keken met bewondering naar de mijlpalen die in de beeldende kunsten rondom beloning werden bereikt. In die andere sectoren, zoals in de letteren (schrijvers, vertalers) of in de podiumkunsten (dansers, acteurs of componisten, etc.), zijn ook beloningsrichtlijnen opgesteld. Bij voorbeeld als modelcontract met nader te onderhandelen percentages voor het maken, c.q. vertalen van literair werk. Bij toneel en dans bestaat er een eenvoudig opslagpercentage dat binnen de CAO wordt gehanteerd voor het binnen een functie betalen van zelfstandigen. Bij componisten is er gedetailleerde tariefbepaling voor het maken van een muziekstuk van een bepaald duur en complexiteit. Alleen in de beeldende kunst is er een fijnmazig uitgewerkt honoreringssysteem, inclusief online calculator, waarmee de minimale beloning voor het tonen van werk kan worden berekend. De berekende beloning wordt vervolgens inzet bij onderhandelingen tussen opdrachtgever en opdrachtnemer.
Betrokkenheid
Hoe komt het dat in sommige sectoren het opzetten van zo’n richtlijn werkt en dat dit in andere sectoren maar moeizaam of helemaal niet van de grond komt? De grootste succesfactor bij het ontwikkelen van honorariumrichtlijnen is vooral sociologisch te interpreteren. Dat verrast eigenlijk niks. Al eerder vonden we bij het inrichten en onderhouden van een goede lokale culturele infrastructuur dat betrokkenheid van alle partijen bij een doel dat de eigen individuele belangen overstijgt van doorslaggevende betekenis is. Ook bij honorariumrichtlijnen hebben alle verschillende partijen die ieder een deelbelang in een sector vertegenwoordigen (van kunstenaar, galeriehouder, curator bij een presentatie-instelling, museumvertegenwoordiger, etc.) zich achter één doel geschaard en dat is in dit geval loon naar werken vanuit de gedacht van goed opdrachtgeverschap én opdrachtnemerschap. Curatoren en conservatoren moeten bereid zijn een bodemprijs te betalen voor een exposant; exposanten moeten stoppen met gratis werken. Aanbieders van een platform moeten stoppen met het inzetten van status als enig betaalmiddel (‘als je bij ons exposeert, vergroot je je zichtbaarheid en reputatie’), makers moeten het risico durven nemen om een opdracht te verliezen als er niet voldoende wordt betaald.
Kennis delen
Het is een goede zaak om kennis over het opzetten van honorariumrichtlijnen over alle sectoren heen te delen. De ene sector is de andere niet. Er zijn grote verschillen in de complexiteit van de productieketen. In de beeldende kunsten en ook in de letteren zijn de ketens relatief kort en eenvoudig, in de film- en podiumkunstenwereld zijn die relatief lang en complex. Ook dat is sociologie: in de ene sector zijn de netwerken om tot een productie of een product te komen ingewikkeld, mede omdat er vele machtskernen (producent, financier, mediabedrijf) zijn die maken dat een sector beladen is met een bijna onontrafelbaar geheel van deelbelangen. Het lijkt er met andere woorden op dat naarmate de netwerken en ketens ingewikkelder zijn, de kans dat de verschillende partijen achter één algemeen belang gaan staan ook kleiner is. Er zijn misschien wel te veel strijdige deelbelangen om zich betrokken te voelen bij een algemeen belang en het van daaruit eens worden over wat moet worden verstaan onder loon naar werken en goed opdrachtgever/-nemerschap. Betrokkenheid bij dat algemene belang is wel de enige weg die er voor zorgt dat loon naar werken vanzelfsprekend wordt.
Zie het verslag van onze verkenning Honorariumrichtlijnen op www.arbeidsmarktagenda.cc opgesteld in opdracht van het Fonds Podiumkunsten.